Ga naar hoofdinhoud

Schilder kan Europameister zijn


Tot enige jaren terug was Nederland een hoeksteen van de Europese koepelvereniging van schildersbedrijven UNIEP. Nu is ons land grijs gebied voor de organisatie die zich tegenwoordig European Painting Partners (EPP) noemt. Europa best belangrijk? Vooral als het om opleiding en uitwisseling gaat, vinden beleidsmedewerker Patrizia di Mauro en voorzitter Helmut Schulz.

Een Nederlander vraagt al snel: ‘Europa, wat kost dat en wat heb ik er aan?’.
Helmut Schulz: ‘Ik kan me dat wel voorstellen. Ik heb zelf een klein schildersbedirjf, Helmut Schulz Malerbetrieb in het plaatsje Melk in Oostenrijk. Wat zal ik met Europa van doen hebben? Ten eerste vind ik het belangrijk dat de Europese Commissie ook het geluid van het kleinbedrijf hoort. Negentig procent van de Europese werknemers werkt in het midden- en kleinbedrijf. De commissie zegt dat belangrijk te vinden, maar daar merken we niet veel van. Ten tweede vind ik het belangrijk dat er een betere uitwisseling tussen de landen komt. Slovenië is betrekkelijk dichtbij voor ons, maar het is lastig om schilders uit dat land aan te nemen.’

Hoezo?
Schulz: ‘Omdat de opleidingen niet te vergelijken zijn. In Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland heb je een duaal systeem, ongeveer als in Nederland, waarbij je deels leert in de praktijk, deels op een beroepenschool. In Slowakije is dat heel anders. Je leert er voor schilder op een school, zonder dat je veel van de praktijk meekrijgt.’
Patrizia di Mauro: ‘Ik ben sinds 2015 echt fulltime als beleidsmedewerker van de EPP werkzaam, na lange tijd bij andere middenstandskoepels in Europa actief te zijn geweest. Wat ik aantrof was, eerlijk gezegd, los zand. Er werd wel veel gedaan, maar zonder samenhang. Op dit moment hebben we veel meer focus. Die is gericht op de vraag hoe we schilders Europawijd beter kunnen opleiden en hoe we de mobiliteit van schilders, jong en oud, in Europa kunnen bevorderen. Als eerste hebben we onderzoek gedaan naar de verschillen tussen de landen in opleidingsstructuur. Die bleek zo te zijn zoals Helmut zegt. Italië, mijn eigen land, doet het bijvoorbeeld net zoals Slovenië: daar is ook een heel grote kloof tussen opleiding en de bedrijven.’

Ja, en dus…?
Di Mauro: ‘Dus werken we aan een aantal projecten, zoals PaintUp, waarin we werken aan concreet materiaal om de leraar te ondersteunen. Zeker leraren die niet veel in de praktijk werken, houden niet altijd de nieuwste ontwikkelingen bij. Daarnaast wordt op menig beroepsschool nog heel traditioneel les gegeven, terwijl jongeren anders zijn dan vroeger. Met video’s en lesmateriaal willen we ze handreikingen geven om hun vak beter uit te oefenen.
Schulz: ‘We werken ook aan een platform, In Paint geheten, waarvoor we uit verschillende landen leer- en lesmethodes verzamelen, die valideren en bundelen en dan toegankelijk maken voor bedrijven en het onderwijs. Het is toch jammer dat materiaal dat in het ene land gemaakt wordt, niet toegankelijk is in het andere land.’
Di Mauro: ‘Een ander idee, dat hier natuurlijk nauw mee samenhangt, is het ervoor zorgen dat in alle Europese landen mensen als aanspreekpunt gaan dienen voor iedereen die maar een vraag over schilderopleidingen heeft. Dat kan een jongere zijn, maar bijvoorbeeld ook een directeur die graag wil dat medewerkers bepaalde trainingen volgen. Zo’n centrale figuur zou de vrager kunnen doorverwijzen naar de juiste scholing, leerbedrijf of opleiding.’

En dan was er iets met Europameister?
Schulz: ‘Zelfs bij landen waar de opleidingen vergelijkbaar zijn, is het verschil in diploma’s soms nog groot. Met een aantal Europese landen zijn we nu aan het kijken of we een niveau 6 kunnen realiseren. Aan de hand van het European Qualification Framework. Als we het met elkaar kunnen afstemmen aan welke eisen een student op niveau 6 moet voldoen, kunnen we een meesterdiploma uitreiken dat in heel Europa geldig is. Dan ben je dus een Europameister en kun je overal aan de slag.’

Doen jullie ook aan politieke lobby?
Di Mauro: ‘Veel daarvan doen we in verband met de grotere MKB-organisatie waar UNIEP lid van is. Er zijn tal van kwesties, belasting, regelgeving waarbij de Commissie nogal eens de neiging heeft om grote stappen te nemen zonder rekening te houden met het kleinbedrijf.’
Schulz: ‘Meer specifiek trekken we samen op met de CEPE, de Europese koepel van verffabrikanten tegen al-te-rigoreuze maatregelen rond titaandioxide. De stof is sowieso nodig in verf voor de dekking, dus die mag niet zomaar verdwijnen. En schadelijk is hij alleen in poedervorm, dus we moeten niet hebben dat de schilder overdreven maatregelen moet nemen als hij gewoon gaat schilderen met verf waar TiO2 in zit.’

Op de site, uniep.eu, staat heel West-Europa als lid ingekleurd, behalve Nederland.
Di Mauro: ‘OnderhoudNL was lang een belangrijke partner. Maar op zeker moment trok men zich terug. Waarom is me nog steeds niet duidelijk. Deelname kost niet veel, hoogstens een paar duizend euro per lid. We zijn bepaald geen rijke club. Overigens willen we ook heel graag meer Oost-Europese landen als lid. En in sommige landen hebben we alleen regionale organisaties aangesloten, zoals de schilderbranchevereniging van West-Zweden, niet van heel Zweden.’
Schulz: ‘Nederland heeft een interessant, nogal eigen, opleidingssysteem, met zijn eigen opleidingsniveaus. Als we meer en meer gaan harmoniseren, zeker richting dat Europameister idee, dan zouden we Nederland daar heel graag weer bij willen hebben.’


Sjors Krikken gaat voor persoonlijk contact

Exoskelet voor schilders behoeft verdere doorontwikkeling

Nederland pleit voor EU-regels duurzame chemische industrie

30 miljoen subsidie voor emissievrije bedrijfsauto’s

Onderzoek werpt nieuw licht op ‘watergedragen’


Naar archief >