Op een dag kochten Hans van Herwijnen en zijn vrouw een schilderij. Ruim twintig jaar later is hij een vuistdik proefschrift (Aan de vergetelheid ontrukt) en een rijk geïllustreerd boek (Interieurschilderkunst van formaat) verder. Het schilderij bleek van de Rotterdammer Willem Adrianus Fabri (1853-1925). ‘En ik dacht: wie is dat? Ik heb altijd de neiging om dingen dan helemaal uit te zoeken.’
Al op de vijfde bladzijde van zijn 144 pagina’s tellende nieuwe boek maakt de auteur – een gepensioneerd gemeenteambtenaar met een bovengemiddelde interesse in kunst en cultuur – duidelijk aan wie hij schatplichtig is: Fabri. “Zonder zijn interieurschilderkunst zou dit boek, honderd jaar na zijn verscheiden, niet het licht gezien hebben”.
Nou, wie was Fabri?
‘Een van de meest productieve decoratieschilders die ons land heeft gekend, actief tussen 1870 en 1920. Op alle fronten. In Zeeland heb ik vijf kerken gevonden met sjabloonschilderingen van hem. Hij bewoog zich op alle vlakken: overheidsgebouwen, paleizen, passagiersschepen, maar ook woningen. Ik kijk uit op een huis waar hij – en daar kwam ik pas jaren later achter – een aantal belangrijke decoratieve schilderingen heeft vervaardigd. Er waren daar restaurators bezig die ik ken en zij zeiden: moet je komen kijken. Achter een van de beschilderde panelen bleek een karikatuur van Fabri zelf en een stel huisschilders te zitten. Ik meen dat die schilderingen in 1888 waren aangebracht. Die ontdekking zorgde wel voor een historische sensatie bij mij.’
Is uw boek een samenvatting van uw proefschrift?
‘Nee, want het boek behandelt veel meer schilderingen dan alleen van Fabri. Bovendien is dit bestemd voor een groot publiek. Geen wetenschappelijke studie, maar toegankelijk geschreven. Er zijn 31 publiek toegankelijke gebouwen in opgenomen, al hadden dat er veel meer kunnen zijn.’
Waarom wilt u een groot publiek bereiken voor decoratieve schilderkunst?
‘Omdat het onderwerp dat verdient. Ik heb het altijd zo tragisch gevonden dat veel decoratieschilders onbekend zijn gebleven. Vandaar ook de titel van mijn proefschrift: Aan de vergetelheid ontrukt. Ook met dit boek wil ik mensen erop wijzen: niet alleen Frankrijk, Italië, België en Duitsland hadden zulke bijzondere schilders, wíj ook.’
Wat is de relevantie daarvan voor de huidige schildersbranche?
‘Ik vind het mooi te kunnen laten zien waartoe deze vakgroep in staat is. Weet je wat het aardige is? Er was vroeger helemaal geen scherpe scheiding tussen huis-, decoratie- en kunstschilders. De meeste schilders beoefenden al die takken van sport. Zo ook Fabri.’
Verdwenen muurschilderingen worden meer en meer gerestaureerd.
‘Belangrijk werk. Misschien zijn er mensen die zeggen: dat zijn alleen maar figuratieve schilderingen. Ik kijk er nooit op die manier naar. Daarbij heb ik de grootst mogelijke bewondering voor mensen die hout- en marmerimitaties kunnen maken. Bij marmerschilderingen denkt men vaak dat het een goedkoop substituut is voor echt marmer. Niets is minder waar. In Parijs had je decoratieschilders die opdrachten kregen van mensen die zich makkelijk een trappenhuis of vestibule van echt marmer konden veroorloven. Maar dat deden ze niet, ze wilden een marmerschilder hebben. Omdat zo iemand vaak een grote naam had.’
‘Of wat te denken van koningin Wilhelmina? De zijwanden in het onder-trappenhuis van Paleis het Loo had zij gerust van echt marmer kunnen laten maken. Maar ze koos voor een imitatie omdat dat onderdeel uitmaakte van het totale decoratieproject. En zeg nou zelf: wat is er mooier dan iemand die marmer kan nabootsen? Ik trap er af en toe zelf nog in, zo waanzinnig goed kan het zijn.’
U bent erg enthousiast geraakt over dit vak.
‘Ja! Hier in Dordrecht is een horecagelegenheid, een beetje in Franse stijl. Daar heeft een lokaal schildersbedrijf laatst een werkelijk fantástische schildering gemaakt van Mucha.’
Het bedrijf van Tommie Nijhoff in Bistro Twee33, genomineerd voor Eisma’s Nationale SchildersVakprijs. Andere schilderingen in het boek vielen zelfs in de prijzen, zoals Jachtslot Mookerheide en Paleis het Loo.
‘Dat verbaast me helemaal niets. Twee tópprojecten! Die mooie plaatjes in het boek bewijzen het belang van restauratieschilders. Zonder hen zou zoveel schoons verloren zijn gegaan, zoveel cultureel erfgoed zouden we dan niet kunnen tonen in de oorspronkelijke gedaante. Dat klinkt een beetje pathetisch, maar zo is het uiteindelijk wel. Ik juich het toe, vind het geweldig dat er zoveel wordt gereconstrueerd en gerestaureerd en zal niet nalaten het belang daarvan te benadrukken.’
Waarom?
‘De laatste periode van de decoratieve schilderkunst, de periode die ik beschrijf, heeft betrekkelijk kort geduurd. Het begon in 1840, nam een vlucht rond 1860-1870 en raakte rond 1900 alweer op z’n retour. Een Rembrandt, en ook schilderijen van minder grote namen, restaureren we, willen we het liefst behouden tot in de eeuwigheid. Waarom dan niet evenveel zorg besteden aan de kwetsbare kunstvorm die decoratief schilderwerk is? Het zegt iets over onze wooncultuur, is cultureel erfgoed en verrijkt ons leven, vind ik.’

Wat kenmerkt het tijdperk 1840-1940?
‘Heel veel schilderkunst in deze periode is historische schilderkunst. Gebaseerd op voorbeelden van vroeger, maar met een geheel eigen interpretatie. Een negentiende-eeuws plafondstuk is niet te vergelijken met een werk van Jacob de Wit uit de achttiende eeuw. Maar het is er wel door geïnspireerd. Veel schilderingen kan ik herleiden tot concrete voorbeelden, met elementen uit vroeger eeuwen. Dat gold eigenlijk voor de hele bouwkunst in die tijd. Dat heeft, vind ik, gigantisch mooie architectuur opgeleverd.’
Met een hoofdrol voor de stad van Fabri: Rotterdam.
‘Ja, dat is een leuk verhaal. Rotterdam stond niet bepaald bekend als kunststad, had zelfs een armetierig kunstklimaat; schilders trokken er weg. Maar in decoratieve schilderkunst, één van de bouwkunsten, was Rotterdam uitermate sterk. Ga maar na: Rotterdam had een schilderschool – opgericht door Pieter van den Burg – die eerder bestond dan het beroemde Van Der Kelen-Logelain in Brussel. Mooi voorbeeld uit mijn boek: Koninklijk Theater Tuschinski in Amsterdam is bijna volledig aangekleed en gedecoreerd door Rotterdamse bedrijven. Van den Burg wilde graag een Nationale Schilderschool stichten. Hij heeft aan de basis gestaan van wat later het Nimeto werd. Dat heeft hij bij leven niet meer meegemaakt, maar zijn grote wens is uiteindelijk wel vervuld.’
